Vijveren – Martin Mulder

Tegenwoordig lijkt iedereen maar naar het buitenland te willen. Toch zijn er dicht bij huis ook mooie avonturen te beleven. In dit artikel neemt Martin Mulder ons mee naar een reeks succesvolle sessies op kleinere watertjes vlakbij huis.

Het is op een regenachtige avond ergens halverwege oktober als ik aan een kleine vijver midden in een woonwijk sta te kijken naar sporen van leven. Terwijl ik zoek naar tekenen van andere vissers en kijk of er nog leven in het water te bespeuren valt, voel ik hoe de toch al koud aanvoelende wind dwars door mijn muts heen blaast. Door de langdurige vochtige periode van de laatste tijd en het onbesmeurde gras is duidelijk te zien dat de meeste vissers denken dat er weinig meer te vangen valt. Turende over het straatlicht reflecterende oppervlak van het water schiet mij een artikel dat ik ooit eens las door mijn hoofd.

Door de toegenomen werkdruk en daarmee gepaard gaande stress werden mensen die in bezit waren van een vijver met koi’s aanbevolen om eens lekker te gaan vijveren. Je voelt hem al aankomen…. Gewoon lekker tussen je vissen dobberen. Of de tijd en het onderhoud die koivijvers vragen ook stress verlagend werken weet ik niet, maar het kinderlijk spelen met vissen vast wel…een potje vlokreeftjes mee en vijveren zullen we! Deze zelfde avond wordt een besluit genomen. Niks niet moeilijk doen aan de kanalen, Mulder gaat gewoon lekker comfortabel zijn technieken verscherpen! Auto achter de kont, gemaaid gras voor de neus en dan lekker vijveren tot de schaatsen onder gebonden kunnen worden.

Laat in het seizoen comfortabel vissen vangen.

Laat in het seizoen comfortabel vissen vangen.

De gedane observaties en bevindingen van dit artikel komen voort uit een tijdspanne van 3 winters waarin 2 verschillende vijvers bevist worden. De eerste vijver is goed bezet met kleine karpers. Er zwemmen enkele grotere exemplaren tot in de 18 pond. Nou hoor ik iedereen al denken 18 pond groot? Afgezet tegen het gemiddelde van een pondje of 6 a 8 zijn dit de grotere vissen. Omdat deze vijver midden in een woonwijk ligt wordt er stevig door gevist. Vanaf halverwege het voorjaar tot eind zomer zitten er per dag tussen de 3 en 10 mensen te vissen. En dat (afgezien van zeer slecht weer) iedere dag. De vissen zijn er onderhand dus al schuwer geworden en de eerste kapotte bekken zijn helaas ook een feit. De tweede vijver kenmerkt zich net als de eerste vijver door een monotoon bodemverloop met minimale verschillen in diepte en identieke bodemgesteldheid (klei). Op dit water variëren de vissen van een gemiddelde 10 a 14 pond tot een uitschieter die voor de paai de 30 pond aan tikt. Ook hier gelden de wetten der natuur waarbij een hoger gemiddeld gewicht betekend dat er een dunnere bezetting zwemt dan de eerste vijver. Hier wordt minder frequent gevist alleen zijn de vissen die er zwemmen al behoorlijk gedateerd waardoor deze de klappen van de zweep zo onderhand wel kennen. Laatstgenoemde water heb ik 4 weken bevist. Beide wateren kenmerken zich qua vorm door een ietwat dieper centraal middenstuk met aan beide zijden een lange brede sloot.

Voordat er gevist wordt maak ik voor mezelf een kleine bucketlist van vistechnische aspecten waar ik op wil letten. Zaken als: inhaking t.g.v. meerdere type rigs, reacties op aassoorten, voerpatronen en weer gerelateerd aasgedrag zijn de punten waar ik op wil letten. Op deze manier hoop ik mijn feeling met bovengenoemde zaken te vergroten waarbij dit een snellere schakeling op groter water teweeg moet kunnen brengen.

Leerzaam vijveren tussen de koi’s.

Leerzaam vijveren tussen de koi’s.

Het mooie van vijvers is dat er altijd wel vis in de buurt zit. Je leert van blanken, maar van vangen nog veel meer. Wetende dat er altijd vis in de buurt zit kun je hier dus op inspelen bij het uitblijven van een aanbeet. Een ander groot voordeel van een vijver is de ‘’feedback’’. Door het veelal ondiepe karakter van vijvers kun je goed zien wat een indicatie op de beetmelder voor reactie onder water teweeg brengt. Op een kanaal of zandgat kan een enkele piep je het idee geven dat er witvis op de stek zit of een karper of andere vis de lijn oppikt. De realiteit is vaak anders. Zo heb ik over deze 3 winters verspreid enkele keren meegemaakt dat een enkele piep, of zelfs nog niet eens (alleen het bewegen van de lijn), gepaard ging met lood dat bij uitdraaien een volle meter verplaatst was zonder ook maar enig teken van leven op de stek gezien te hebben in 50 centimeter water. Andere keren betekende die piep een boeggolf van de stek of het voorzichtig inzinken van het water gevolgd door een solide dwarreling. Ook heb ik het mee mogen maken dat een vis stil liggend op de stek zich van de rig probeerde te ontdoen. Meerdere korte rukjes in een tijdsbestek (geen beetindicatie) van een kwartier waren voor mij reden om aan te slaan. Kortom feedback! Zeer leerzaam!

Een goede manier om te zien of een enkele piep daadwerkelijk een vis was die de haak in de bek had is door een shot-on-the-hook te gebruiken. De shot verschuift ook bij een gemiste vis vaak richting het begin van de haakbocht. Behalve een goede inhaking en daardoor een kleinere kans op lossers zorgt een shot dus ook voor feedback waardoor je sneller in kan spelen op het aasgedrag van dat moment.

Waar vis ik en wat wil ik vangen?

Waar vis ik en wat wil ik vangen?

Om neveneffecten van dressuur te minimaliseren en zo de vertaalslag naar onderscheid in aas en weer gerelateerd aasgedrag in combinatie met de bijbehorende inhaking te kunnen maken wordt er consistent voorgevoerd. De karpers moeten bijna geloven dat mijn boilies van nature in het water voorkomen tezamen met andere organismen uit het natuurlijke dieet. Alle 3 deze perioden voer ik met boilies die soms aangevuld worden met tijgernoten, hennep of kleine pellets. De start is eenvoudig: De eerste drie avonden wordt het hele water aangevoerd. Om de anderhalve meter een mix van hele en halve boilies in diameters variërend van 18 tot 12 mm. Deze manier van voeren zorgt er voor dat het gehele bestand in aanraking komt met mijn aas. In de loop van de week word er dan op meerdere stekken verschillend gevoerd. Er worden 4 stekken op verschillende manieren bevoerd met verschillende aassoorten/combinaties welke ik met 2 hengels afwisselend bevis. Heeft een stek vis opgeleverd, dan gaat daar een minuscuul handje verspreid voer (de aanbeten moeten in een korte tijd komen) op en de hengel wordt op de andere aangevoerde stek gelegd. Levert een stek binnen drie kwartier niks op, dan wordt deze sowieso verlegd naar de andere stek. Om verstoring van de stekken te voorkomen wordt gepoogd om deze binnen inleg-range te houden. Het inleggen bleek achteraf, doordat ik voornamelijk de avonden viste, een goede keuze te zijn. Het viel namelijk op dat bij het vissen van een vroege ochtend de aanbeten eerst nog strak onder de kant vandaan kwamen totdat het een uur of negen was. Daarna produceerde alleen een in het midden geviste hengel nog aanbeten.

Achteraf gezien is e.e.a. vrij logisch. Het water wordt tenslotte veelvuldig bij daglicht bevist waardoor er veel lijnen/haken en herrie in de kantzones zijn. Bij het verdwijnen van deze “gevaren” zocht de vis massaal de kantzones op om de restanten van verwijderd haakaas en weggegooid voer veilig te verorberen. En voila, daar is mijn, donkere avond, leg-in-range voordeel. Omdat een gehaakte vis uiteindelijk aan de kant geschept dient te worden moet er wel rekening gehouden worden met gewenste rust op de stek. Doordat er op de gekozen stekken geen obstakels waren zorgde ik er voor dat de vissen “mochten zwemmen”. Ik liet de vissen hun run nemen waarbij 9 van de tien keer het veilige midden gekozen werd (slip/baitrunner licht). Nog voordat ik aansloeg lag er dan al weer een klein handje voer op de stek. Samenvattend: Rust op de stek, het lood doet zijn werk voor de inhaking, voer op de stek en tumult verderop.

Tegen pieperitus en voor rust.

Tegen pieperitus en voor rust.

Om rust op de stekken in al zijn vormen te creëren staan de piepers op stil en zit ik een stuk verderop met de ontvanger mijn eigen herrie te maken. Ook voorkom ik zo dat ik medevissers niet met een kwaaie kop aan hoef te staren en er gewoon gezellig gekletst kan worden. Eerlijkheidshalve gebiedt mij te zeggen dat ik door het verder van de hengels te zitten ook daadwerkelijk vissen van de stek kan laten zwemmen. De tonen van mijn piepers zitten zo diep in mijn neurotisch zijnde kern verweven dat bij het horen van een piep er bijna meteen aangerost wordt. Om e.e.a. te benadrukken: Als mijn opwaarmkaaste (Gronings voor magnetron) mij probeert te vertellen dat de bapao gereed is schiet er al een soort van kippenvel door mijn ruggengraat. Tintelende vingers en een verhoogd reactievermogen om stek, lijn en hengel tegelijkertijd in de gaten te houden zijn het gevolg. Pieperitus; je zult het maar hebben… Om nog even terug te komen op het laten gaan van de vis. Een en ander kan natuurlijk alleen als het water en de stekkeuze dit toelaat. Goed peilen dus!

In de loop van de steeds kouder wordende periode werd al snel duidelijk dat deze ondiepe wateren zeer sterk reageren op temperatuursveranderingen. In de loop van het diepe najaar/winter zijn er meerdere weertypes te verwachten waarop de vis zeer verschillend bleek te reageren. In het herfstige deel van deze periode bleek de temperatuurschommeling van het water de grootste invloed te hebben. Op momenten dat er veel neerslag viel die een lagere temperatuur dan het water had was dit direct in een verminderd aantal aanbeten en activiteit te vernemen (hagel, regen en een koude ooster- en noorderwind). Ook windstille avonden met vorst waren over het algemeen slecht te noemen. Met een zuidwestelijke stroming die “warme regen” met zich meebracht of een zonnetje dat later in de winter doorbrak schoten de aantallen vaak weer omhoog.

Leren reageren op het weer…

Leren reageren op het weer…

Door het leren herkennen van goede viscondities werd ik steeds bewuster van momenten dat er geschakeld moest worden. Eind december, het water was inmiddels volkomen helder geworden en er stond een stormachtige zuidwester met af en toe een bui. Tussen de buien door scheen de zon fel. De watertemperatuur lag ongeveer rond de 5 a 6 graden en de luchttemperatuur was 12 graden overdag. Perfect weer dus! Toch lukte het niet om dat te vangen wat ik verwacht had. Slechts 1 vis deed de mat aan met 3 uur vissen. Hier klopte iets niet. Was er stekdresuur opgetreden? Aasden ze wel? Wel had ik 3 keer wat minimale activiteit op de hengels gehad. Ze scharrelden dus wel. Allerlei zaken spookten door mijn hoofd. Hoe dan ook, je bent er om te vissen en om deze te vangen. Omdat het wisselen van aassoorten ook geen soelaas bracht besloot ik succes te zoeken door een verandering in mijn geviste rig door te voeren.

Een gedrocht voor diep in de winter….

Een gedrocht voor diep in de winter….

Bij de geringste opname moest de vis zich haken. Het uitstulpen van de bek zou al tot een inhaking moeten leiden. Er werd een rigje van 4 centimeter geknoopt met een shot-on-the-hook. Op de hair een pop-up met een loodje op de plek waar normaal een stopper zou zitten. Het gewicht van de haak en beide loodhagels gecombineerd houden de pop-up net op de bodem. De hair moest zo lang zijn dat de haakpunt op de bodem stond en de haakbocht, door de hefboomwerking van het loodje op de plek van de stopper, tegen de pop-up aangetrokken werd. Een, in mijn ogen, gedrocht van een onderlijn, maar een beter alternatief kon ik op dat moment niet verzinnen. Uiteindelijk ving ik die dag nog eens 10 vissen waarbij de hanger vlak na inleggen tot 2 keer toe uit de handen getrokken werd. Ze zaten er wel en azen deden ze ook, alleen op een dusdanige manier dat een inhaking bijna onmogelijk was. Opmerkelijk detail was dat er die middag een aantal vissen tussen zaten met een volledig gave bek! Het heeft wel wat van een sprookje; beast trekt/haakt beauty(’s) aan. Stof tot nadenken dus. Het ligt natuurlijk voor de hand dat deze onderlijn inmiddels tot een van de troeven in mijn winterarsenaal behoord.

Een gedrocht voor diep in de winter….

Beauty on the Beast. Punt en puntgaaf!!

Een duidelijk herhalend patroon betrof de inhaking. Kleinere vissen zaten, met name begin herfst, vaker op willekeurige plekken gehaakt. Het moge dus wel duidelijk zijn dat deze kleine vissen gretiger azen waardoor de haak minder de tijd krijgt om in de onderlip te prikken. Op wateren met veel kleine vissen kun je jezelf de vraag stellen. Wat wil ik vangen? Enkele manieren om de kleinere vissen op een water uit te sluiten zijn. Vis lomper en lomperiken zullen je deel zijn. Groter aas of een grotere afstand van het haakaas tot de haak maakt je visserij stukken selectiever. Een grotere vis die van nature minder gretig aast (afgezien van het weer waarmee ze “los” zijn) zal vaak als een van de laatsten op een stek gehaakt worden. Als er vlak voor de neus van een reus een kleine karper onnatuurlijk vluchtgedrag begint te vertonen kun je wel raden wat de gevolgen zijn. Op de eerste vijver betekende een wijziging van formaat van het aas van klein naar groot een verschil van 5 aanbeten per avond naar 1 per 2 avonden en een verdrievoudiging van het gewicht wat er in het net belandde. Voor mij een mooie bevestiging van de soms vereiste selectiviteit in onze visserij.

Rustige azer...

Rustige azer…

In de media las ik altijd wel dat spiegelkarpers een voorkeur zouden hebben voor zoeter aas. Leuk om te lezen maar geloven doe ik het niet, totdat ik mezelf het tegendeel bewezen heb. Het eerste jaar viste ik met een zelfgemaakte boilie. Dit betrof een gulden middenweg qua koolhydraten en eiwitten met meerdere zoete ingrediënten waarbij vertering hoog in het vaandel stond. Wat ik versta onder vertering? De boilie zo vol als mogelijk drukken met vezels (tarwekiemen, tarwezemelen, kelp, gemalen hennep) zonder dat deze uit elkaar valt en toch rolbaar blijft. Tuurlijk zitten er in de overige ingrediënten ook de nodige genuanceerde veranderingen, maar de hoofdgedachte blijft; Wat niet gebruikt kan worden hoeft ook niet verteerd te worden.

Deze zou het jaar erop niet meer gevangen worden.

Deze zou het jaar erop niet meer gevangen worden.

Het tweede jaar had ik nog een aantal kilo’s boilies over van een avontuurlijke Frankrijk trip niet lang daarvoor. Deze harde, tamelijk schrale boilies, met een kruidig scherp en alles behalve zoete inhoud liet toch een duidelijk verschil in vangsten zien. Ik kreeg het tweede jaar met pijn en moeite spiegels gehaakt. En dat terwijl een vis die ik het jaar daarvoor nog 2 keer wist te vangen een week later nadat ik gestopt was met vissen doodleuk gevangen werd. Wel wist ik het tweede jaar de grotere en onbekendere schubkarpers te vangen. Het derde jaar vijveren hing er weer als vanouds een eigen brouwsel aan de hair die duidelijk spiegels wist te triggeren. Een tamelijk klein verschil als dit kan gevolgen hebben voor je resultaten op een te bevissen water. Is je target een grote spiegel, of ga je naar een rivier om buffels van schubs te belagen, dan kun je daar met aas dus ‘’enigszins’’ op inspelen. Leerzame feedback dus!

Focus op dat wat je wilt bereiken en scheidt het kaf van het koren.

Focus op dat wat je wilt bereiken en scheidt het kaf van het koren.

Vissen is en blijft een simpel iets. Meer dan het tijdelijk verwijderen van een koudbloedig dier uit zijn natuurlijke habitat is het niet. En of het nog niet simpel genoeg is. We willen allemaal zo veel en zo groot mogelijk vangen. Ik ken geen visser die ooit tegen mij zei; Goh, Ik wou dat ik dit jaar iets minder en iets kleiner gevangen had. We willen allemaal meer. En bij het kopje ‘meer & groter’ wordt het nou net weer wat complexer. Om in de loop van de jaren meer en groter te gaan vangen zullen we moeten leren van onze eigen visserij. Kritisch kijken naar onszelf, hoe lastig dat ook kan zijn. Zit ik in een standaard routine? Doe ik altijd hetzelfde trucje omdat het werkt? Als je nooit kijkt naar andere opties zul je nooit weten of er iets anders beter werkt dan het oude vertrouwde trucje. Door een aantal donkere en koude perioden waarin ik opnieuw heb geleerd feedback te herkennen, vertaalslagen te maken en daarop volgend te schakelen is mijn feeling met “het vissen” vele malen beter geworden. Ook tijdens het vissen kun je plannen maken voor het vroege voorjaar. Ga dus ook eens vijveren en trek de winter vangend door. Ik mocht de stokken in deze 3 perioden ongeveer 120 keer krom trekken op plaatjes van vissen die stuk voor stuk voor warme momenten zorgden. Leermomenten waar ik blij van werd. Leermomenten die ik al eerder gehad had, maar nu pas herkende. Ik waande me weer die jonge jongen die met zijn DAM hengel en dito molen voor het eerst de lijn uit de lijnclip hoorde knallen en de lijn van de open staande spoel zag vliegen. Een rechtgebogen haak rijker en een monstervis armer (die je verspeeld zijn altijd het grootst). Misschien komende winter toch maar weer aan een vijver, gewoon omdat het zo lekker vangt en dat warme gevoel van vroeger met zich mee brengt.

Binnen 3 uur vissen lagen er kanaalberen van 25, 42, 39 en 36 pond op de mat. Thanx vijvers!

Binnen 3 uur vissen lagen er kanaalberen van 25, 42, 39 en 36 pond op de mat. Thanx vijvers!

Nawoord

Onze puzzel genaamd “karpervissen” zal gelukkig nooit compleet zijn. Ik hoor je bijna denken; Hij wil toch alles tot achter de komma uitzoeken, maar wil het toch ook niet helemaal begrijpen? De zoektocht naar het ultieme vissen voelt zo fijn. Laat mij maar af en toe op mijn bek gaan. Laat mij af en toe maar een zweep zien(Joris Weitjens).

" De drang die uit falen voortkomt om nog kritischer te zijn zorgt er voor dat de oplossingen die daar uit voortvloeien op nieuwe wateren eerder succes gaan brengen. "

Tot de dag dat ik dood ga zal ik niet tevreden zijn met de hoeveelheden en formaten die ik vang. Het kan altijd beter. Dat houdt mij “vissende”.

Namens Element Tackle,

Martin Mulder    www.elementtackle.com

Bekijk ook