Lachend gevoerd, jankend naar huis – Willem Barnas

In het Noorden ligt een bruut water. Lastig te kraken en de elementen hebben er vrij spel. Barnas beschrijft een voorjaarssessie. Een sessie door merg en been! Soms gaan dingen niet zoals je had gehoopt…

Ergens op een eindeloos intimiderend water zitten drie kleine kereltjes. Drie piepkleine kereltjes. Tientallen paardenkrachten stampen ze over de golven. Ze verstoken liters loodvrij met maar één doel; karpers ontmoeten. Karpers met een hoofdletter. Een eerste zone lijkt uitgestorven, een tweede visloos en van de derde stek vinden we eigenlijk dat we het ethisch gezien niet kunnen maken er te gaan zitten. Er gebeurt iets te bijzonders in de natuur. Met pijn in het karperhart verlaten we de bewuste arm. Er lag immers vis en goed ook. Wanneer we echter de hoek om stampen en een laatste optie aanboren, ziet het scherm over enkele honderden meters zwart van de signalen.

Goed kijken nu. Te lang voor brasem. Te gegroepeerd voor snoek. Te kalm en breed voor snoekbaars. Dit zijn karpers. Ik ken deze vormen en schaduwen. Lachend gaat er een emmertje half kapot gekookte en licht gistende kippenmaïs en een emmertje boilies van gemengd formaat overboord. Uitgekookt droppen we elke zoveel meter een handje boilies en dan weer een handje maïs. De voerplek beslaat zo’n tweeënhalve hectare. Laat die zwijnen erop duiken en erop blijven. Zondag zijn we terug. Zondag gaan er zes hengels in en zullen we ze. Zondag gaan we ze uit de golven sleuren, verdomme.

Maar toch, toch is daar altijd weer dat bijtende realisme in mij, dat mij vooral op dit water zegt dat niets, maar dan ook werkelijk niets enige garantie op zelfs ook maar een klein succes biedt. Dit is een water dat je niet zomaar eventjes naar je hand zet, dit water zet jou naar haar hand en als je te brutaal bent, verzuipt ze je. Of het nou in haar golven of in haar eeuwig voelende stilzwijgen is, ze verzuipt je. En toch. Toch leer je elke keer weer wat. Toch ontdek je elke keer een flinter waarheid. Dit is zo’n flinter waarheid. Naakte waarheid.

Het is zondag 13 april, er staat een leuke noordwester. Veel stelt het niet voor. We hijsen ons vol bravoure in onze waadpakken, proppen de boot vol en varen de vlakte op. Weg van deurbel en stoep, weg van buren en bebouwing, weg van alles. Ries slaat zijn armen over elkaar, leunt in dappere houding tegen een rugzak en kan het avontuur wel opvreten van de honger ernaar. Jur ziet wat bleek, is wat onwennig, nerveus en gespannen. Ik tik hem aan en spreek wat rust en moed in. Of het helpt weet ik niet, maar één ding weet ik wel. Hij is de dapperste van ons drieën. Drie dagen en nachten stiekem doen. Op een furie van een water. Het gaat lang niet iedereen even makkelijk af. Zeker niet als het je eerste keer is. Ik begrijp het wel. Ik had dat ook. Ik weet wat het met je doet. Wij zijn echter niet meer zo van de betreden paden. Wij zijn jongens die geen paden willen. Dan kom je uit op dit soort werk. Je kunt dat veroordelen, maar je kunt het ook verdedigen. Wij zijn ook natuur.

Aangekomen sleuren we als opgejaagd wild de drie zware uitrustingen al wadend de ruigte in, verstopt achter riet, meer dan manshoog riet. Alles is hier groot. Alles maakt je hier klein. De taxi vertrekt, definitief. Een gierende Yamaha verdwijnt in de verre verte. Drie gespannen blikken blijven over en vinden elkaar af en toe. Geen weg meer terug, zelfs niet zwemmend. Na positie te hebben gekozen, roken we er eentje. Uitblazen en acclimatiseren. Even voelen waar we nu zijn. Even alles inademen en z’n plek laten vinden. M’n ene maat staat te springen, m’n andere maat vindt het allemaal nog steeds heel wat. De ene is een thrillseeker. Het liefst laat hij zich hier via z’n drieponder de diepte in sleuren. De andere is iemand die weloverwogen dingen graag gelijk goed doet, maar die dit toch wel erg riskant vindt. Hij wikt en weegt, maar vindt uiteindelijk zijn plek. En ik? Mij doet het ook wel wat. Ik weet ook wat de risico’s zijn en wat er nu in deze visserij van ons gevraagd gaat worden. Toch heb ik er vierkant schijt aan. Ik zit wat tussen beide in, maar ook al heb ik dit al zo vaak gedaan, het blijft spannend. Het blijft beklemmend fijn. Gek is dat.

WB-1
Moed der wanhoop.

Als de roker gedoofd is bouwen we op. Zorgvuldig worden drie ovals verstopt tussen de bossen. Hengels verdwijnen in het riet. Jammer dat er nog zo weinig groen aan de struiken en bomen zit en het verse riet nog erg jong is. Toch krijg ik alles netjes uit het zicht en de melders ontvang ik perfect. Mooi.
Wanneer de schemer binnen sluipt, stappen drie avonturiers het riet uit. Ze waden hun wereld in. Ze waden in hun lot. Een onontdekte wereld waar ze nog heel veel moeten leren. Een wereld ook die ze de komende drie dagen zwaar op hun donder gaat geven, maar dat weten zij op dat moment nog niet. Nietsvermoedend droppen ze de rigs en het voer. Naderhand bespreken ze de aanpak nog eens en het is goed dat ze met zes stokken op bijna net zoveel paarden gokken. Ze moeten zoekend vissen. Ze zijn nog maar verkennertjes. Groentjes, maar niet zonder moed en ambitie. Hier zijn zij na al hun omzwervingen toe veroordeeld. Zij horen hier. Dit is hun zijn. Fuck die hectares.

WB-3
Sinister.

Bekaf verdwijnen we na een beste pan spaghetti, een uur of wat later in onze slaapzakken. Het waadpak staat opgestroopt klaar voor een sprint richting gierende pook, maar komt het zover? Is het de moed der wanhoop? Zijn ze er nog? Azen ze überhaupt wel?
Bij het mezelf de slaapzak in proppen zijn er altijd die vragen. Altijd is daar die onzekerheid, maar zo snel als die komt, zo snel verdwijnt die ook weer in de warmte en de vermoeidheid wanneer je eenmaal lekker ligt. Dan neemt de berusting het over. Kom maar op beest, trek mijn spoel maar leeg hufter, laat maar zien wat je kunt. Kom maar. Ik wil je. Ik wil hier afzien voor je en desnoods kapot gaan voor je…

Welnu, die nacht gaan er twee van de drie man bijna kapot. Ik denk het wel te trekken en een tukkie te kunnen doen, maar dat feest gaat mooi niet door. De leuke noordwester groeit uit tot een storm, compleet met regen en hagel. Ries hangt de hele nacht in zijn bejaarde baleinen, de haringen vliegen in het rond. Ik moet ook enkele keren de centrale pen van de oval grijpen om het tot een goed einde te brengen en diep in de nacht draai ik de stormsticks nog wat dieper de grond in. Het is wild en woest en we kunnen het enkel maar ondergaan. Gelukkig slaapt onze nerveuze broeder een goeie nacht. Ik gun hem dat heel erg. Laat hem maar.

WB-4
Made to catch, forced to rest.

Ries en ik zijn de volgende dag gebroken. De hele nacht hopen op een goede afloop, de constante psychische terreur van het onafgebroken valse piepen en het brullen van de wind eisen hun tol. De ochtendstemming is opgelucht, maar ook verslagen. Hier kun je niet tegenop. Er staat nog steeds een beest van een wind en de hengels opnieuw uitlopen is nu zelfs levensgevaarlijk geworden. Dichterbij vissen heeft geen enkele zin. Zelfs die strook is voor een vis nu onaangenaam. Ze zijn weg. Ver weg. En wij? Wij kunnen niet met ze mee. Op geen enkele manier. Drie karperzielen janken. Wéér staat het tegen. Wéér.

De daarop volgende dagen worden we getrakteerd op alles wat bij april hoort. Alle winden, alle neerslag, temperaturen van -3 tot 20 graden Celsius, alles… We proberen er vooral de laatste – relatief rustige – 24 uur nog iets van te maken door echt nog even vies ons best te doen, maar nergens klinkt een piep, nergens klikt een spiegelreflex, nergens kraakt een boomtak onder de last van een stampvolle weegzak. We hebben een pak slaag gehad en dat heeft ons weer piepklein gemaakt. Met de handen in het haar en de waadpakken op half zeven, zitten we de laatste dag uit. In T-shirtjes nota bene. In de zon, de bedrieglijke zon. Steeds wordt het stiller, steeds meer verslagenheid slaat toe. We lijden. Dit is óns noordlot (MC).

WB-5
Zó goed, maar zo ver naast de kwestie…

Hoe het allemaal komt weten we wel. We snappen wel waarom we blanken, ook al is het alsof het ‘our middle name’ is. Toch krijgt het karpervissertje hier weer een klap en die klappen moet je kunnen hebben. Keer op keer op keer. Kun je dit niet, zeg dan maar dag met je handje. Zeg dan maar nee tegen deze klus. Ga dan maar terug naar je aangeharkte grindbedje en geboekte karpertjes binnen werpbereik. Dit water vraagt om heel veel erkenning, begrip, liefde, volharding en een ijzeren wil. Dit water kan je maken en breken, hier is weinig grijs. Hier kun je beter niet te stoer doen. Hier moet je stoer zijn.

Ook al zaten we alle drie vol overgave te vissen zoals het kon en hoorde, ze werkte niet mee. Ze liet zich gelden. Maar ook al blankten we de wolken van de hemel, ooit zullen wij na een harde harde strijd in ons net kijken en dan de tranen van geluk over ons wangen voelen stromen. Dát willen wij. Alles of niks. Maar nu, nu was het niks. Helemaal niks.
Ik ben de eerste die toegeeft en afbreekt. Het binnendraaien voelt als capitulatie. Al gauw volgen mijn maten. Samen sjouwen we alles naar een centraal punt. Het is over. Het is stil. We zijn op. In mijn hoofd klinkt Rape Me van Nirvana… Snoeihard en onafgebroken. Het scheurt door me heen.

“Do it and do it again.”

Vanuit de stilte horen we exact volgens schema iets aan komen loeien. Het brute geluid van de op vol vermogen draaiende viercylinder heeft iets bevrijdends. De zesduizend toeren klinken zalig. Met dik vijftig op de klok komt hij op ons af. De vlag gaat nog net niet uit. Neem ons me, neem ons alsjeblieft mee. Verlos ons.
Zo snel als we het er drie dagen geleden uit hadden, zit het materiaal er ook weer in. We klimmen aan boord. Zachtjes brommend verlaten we het slagveld en koersen richting noorden. In de monding gaat het gas open. Wéér overvalt ons die intimidatie. We hoeven er enkel maar voor om ons heen te kijken. Die vis kan overal zijn. Overal. En overal kan in dit geval ook zomaar kilometers verderop zijn. Totaal onbereikbaar. Maar waar? Verdomme, wáár!? Vies vuil verdomd klotenwater, waar zwemmen jouw geheimen? Dit is de hooiberg waar we onze speld in zoeken. Hier gooien we onze druppels op een gloeiende plaat. Maar we kunnen niet anders en we willen niet anders. We moeten, we willen en we zullen.

Ooit draait alles om. Ooit slaan we terug. Wacht maar… Kreng.

WB-6
Wacht maar…

Willem Barnas

MTC-Baits-logo

Willem maakt met veel enthousiasme gebruik van de producten van MTC Baits.
Klik op de afbeelding om naar de website van MTC te gaan.

Bekijk ook